Chusai vertelde aan de priesters Sadok en Abjatar welke raad Achitofel aan Absalom en de oudsten van Israël had gegeven en wat hij zelf had aangeraden. Toen zei hij:
‘Zend zo snel mogelijk bericht naar David dat hij de nacht niet doorbrengt aan deze kant van de Jordaan, maar onmiddellijk oversteekt, anders worden hij en iedereen die bij hem is van de aardbodem weggevaagd.’ Jonatan en Achimaäs stonden bij de Rogelbron te wachten tot een slavin hun het nieuws kwam vertellen. Zij zouden het dan weer overbrengen aan koning David. In de stad konden ze zich natuurlijk niet laten zien. Maar iemand zag ze toch, en vertelde dat aan Absalom. Jonatan en Achimaäs haastten zich naar Bachurim. Daar kwamen ze bij een man die op het erf van zijn huis een put had, waarin ze zich verstopten. Zijn vrouw spreidde een zak over de opening van de put en strooide daar gerst over uit, zodat er niets te zien was. Toen de mannen van Absalom bij het huis aankwamen, vroegen ze haar:
‘Waar zijn Achimaäs en Jonatan?’ ‘Die zijn aan de overkant van het bevloeiingskanaal verder gegaan,’ antwoordde ze. De mannen zochten, maar ze konden hen niet vinden en keerden terug naar Jeruzalem. Toen ze waren verdwenen, klommen Jonatan en Achimaäs weer uit de put. Ze gingen naar koning David en brachten hem het bericht over:
‘Snel, steek onmiddellijk het water over, want Achitofel heeft aangeraden u te overrompelen.’ David en het volk dat bij hem was, begonnen onmiddellijk de Jordaan over te steken, en toen de morgen aanbrak bevond iedereen zich aan de overkant van de rivier.
Toen Achitofel merkte dat zijn raad niet werd opgevolgd, zadelde hij zijn ezel en ging terug naar huis, naar Gilo. Thuis wikkelde hij zijn zaken af en daarna verhing hij zich. Hij werd begraven in het graf van zijn vader.